Romeins Aardewerk
Algemeen Terra Sigillata - Gevernist  -  Belgische waar  - Gladwandig Wit  - Nijmeegs-Holdeurns  -  Ruwwandig  - Wrijfschalen  - Amforen en Dolia - Inheems-Romeins  -  Hout, Metaal en glas

Waarschuwing: Dit onderdeel is nog niet geheel voltooid en vertoont nog gaten en onafgemaakte zinsneden.


 
 > Algemeen <

Globaal zijn tien soorten Romeins aardewerk te onderscheiden: Terra Sigillata, het glanzend rode luxe aardewerk, Gevernist aardewerk, dat in een kleipapje rood of zwart gekleurd was, Belgische waar met de glimmend zwarte Terra Nigra potten, Gladwandig wit aardewerk, voornamelijk kruiken en kruikamforen om wijn uit te drinken, Nijmeegs-Holdeurns aardewerk, met zijn typische oranje kleur, Ruwwandig aardewerk, potten om in te koken, Wrijfschalen om kruiden in fijn te maken, reusachtige Amforen voor het vervoer van olijfolie en wijn uit Spanje, Dolia, enorme voorraadpotten en Inheems-Romeins aardewerk, gemaakt door de locale bevolking. Tenslotte werd ook van hout, metaal en glas keukengerei gemaakt.

Romeins aardewerk kent echter geen standaard, het blijven producten van pottenbakkers, met verschillen per regio, tijd en pottenbakker.

Organisaties
Rei Cretariae Romanae Favtores
S.F.E.C.A.G. (Société Française d'Étude Céramique Antique en Gaule)

Literatuur
-Stuart, gewoon aardewerk
-Stuart Grafveld
-Niederbieber
-Brunsting
-Hatert

Links
Link: Potsherd - Atlas of Roman Pottery 
Roman Ceramics 
Nog twee links van Middeleeuws aardewerk:
http://www.pmiles.demon.co.uk/mprg/mprg.htm
http://www.cma.ab-c.nl/

De meeste afbeeldingen op deze site zijn gedeeplinkt uit de Atlas of Roman Pottery.

 
 > Terra Sigillata <

            Een luxe Dragendorf 1 kelk. Zeer zeldzaam.

Zie ook mijn speciale Terra Sigillata Site

Algemeen
Typerende kenmerken van Terra Sigillata zijn de rode kleur en de kern met waterdichte deklaag.

Baksel
Oorspronkelijk werd Terra Sigillata in Italië gefabriceerd, later trokken de productieplaatsen naar zuid Frankrijk, midden Frankrijk en oost Frankrijk en Rijnland. In de baksels wordt onderscheid gemaakt tussen 'Arretijnse' (Italische) Sigillata, Zuid/Midden- en Oost-Gallische TS en Terra Sigillata uit bijv. Trier of Rheinzabern. Late Sigillata komt vaak uit de Argonnen in Frankrijk.

Versieringen
Men onderscheidt versierde en niet versierde Terra Sigillata.Versierde Terra Sigilata werd gemaakt in een soort puddingvorm, een zogenaamde vormschotel.
Deze werd gemaakt door er (positieve) vormpjes in te drukken. Zo ontstond de (negatieve) afdruk. Dan werd de vormschotel gebakken. Vervolgens werd de klei in de vormschotel gedraaid. Na een tijdje drogen kon de een beetje gekrompen klei uit de vormschotel gehaald worden om in de over gebakken te worden. Zo ontstond het relief op de Terra Sigillata. Bekende versierde vormen zijn: Drag. 29,30,37 en Déch. 67.
Drag. 29
Drag. 30
Drag. 37
Déch. 67

Behalve versieringen uit de vormschotel komen ook opgespoten barbotine blaadjes (Drag. 35,36; Curle 11 en vormen als Ludovici SMC of TF)
(plaatje)
Drag. 35
Drag. 36
Curle 11
Lud. SMC

Vormen
Terra Sigillata kent een verscheidenheid aan vormen, die erg aan mode onderhevig waren en daarom zeer goed te dateren zijn. Terra Sigillata wordt dan ook zeer vaak gebruikt om vondstcomplexen te dateren.

Datering
Literatuur


 
> Gevernist <

Algemeen
Ook wel 'Geverfd' genaamd. Beide termen zijn eigenlijk niet correct. Gevernist wekt associaties met middeleeuws aardewerk en geverfd impliceert dat de pottenbakker met een kwast aan het werk is geweest. Beide is niet het geval. Het aardewerk werd in een kleipapje gedompeld en kreeg zo zijn karakteristieke deklaag. In deze tekst wordt de term gevernist gebruikt, omdat deze nu eenmaal ingeburgerd is.

Baksel
Binnen het geverniste aardewerk zijn verschillende soorten baksels te onderscheiden.
 

1. Lyonner waar
(te herkennen aan het zachte baksel, de lichte olijfgroene kern en de groen/bruine deklaag

2. Een Witte kern  en een oranje deklaag
Met name in de 1e eeuw, verdwijnt in de loop van de 2e eeuw.

3. Een witte kern en een donkere deklaag
Eind 1e eeuw, loopt door tot in de 2e eeuw.

4. Een rode kern en een doffe, donkere deklaag
Met name late 2e, en begin 3e eeuw

5. Zogenaamde 'Qualitätsware'
(Zwart glanzend, dun en hard, de binnenkant is rood, 99% heeft een heel fijne arcering)
Eind 2e- begin 3e eeuw. Voornamelijk uit Trier.

6. Gemarmerde, Gevlamde en Gekamde waar
(Techniek alledrie hetzelfde. witte kern met oranje vlekjes, vlammetjes of strepen)
Vanaf eind 1e eeuw.

7. Pompeiaans rood
(Meestal borden, grijzige kern; de binnenkant en rand van de borden zijn rood geschilderd.)

Scherven Pompeiaans rood aardewerk

 Versieringen
Geverniste waar kan op verschillende manieren versierd worden. Men onderscheidt zandbestrooiing, barbotine en arcering. Bij gevernist aardewerk met witte kern en rode of zwarte deklaag komt dikwijls een zandbestrooiing of een barbotineversiering voor.

* Zandbestrooiing.
Zandbestrooiing heeft ook een praktisch doel: grip. Het komt dan ook alleen voor op bekertjes en kommetjes (oppakken). We zien dat fijne korreltjes zand  met name in de 1e eeuw voorkomen, terwijl fijne korreltjes klei in de 2e eeuw meer voorkomen.

* Versieringen en barbotine (met een 'slagroomspuit' opgespoten klei).
        Dit kunnen zijn:
        - Schubben
        - Blaadjes, vaak hartvormig met een steeltje
        - Een figuurlijke afbeelding, meestal een jachtscene: jachtfriezen met hert
        - Gezichtsbekers (komen ook voor in ruwwandig)
        - Rozetjes met puntjes "Braam met vleugeltjes"
        - Rotsstructuur

* Arcering
De arcering is aangebracht met een verend mesje rond de pot. Arcering wordt door de eeuwen heen steeds populairder.

 Vormen
- Voor een groot deel bekers
- Borden
- Kommetjes
- Kannen
- Kruiken

 Literatuur
- Kevin Greene, The Pre-Flavian Fine Wares, Report on the excavations at Usk 1965-1976, University of Wales Press, Cardiff 1979


 
> Belgische Waar <

Algemeen
Belgische waar is Gallisch-inheems aardewerk, met een sterke Romeinse invloed. Het is dus niet Nederlands prehistorisch aardewerk, maar komt met de Romeinen mee in onze streken.

Binnen de Belgische waar onderscheidt men:
a) Terra Nigra                                                 Zwart glanzend aardewerk.
b) Terra Rubra                                                Rode Terra Sigillata imitaties.
c) 'Gebronsd' aardewerk                                 Aardewerk versierd met goudglimmers.
d) kurkurnen                                                   Een speciale verpakkingspot.
e) Scheldevallei aardewerk                              Zandig grijs en oranje aardewerk uit het gebied rond de Schelde.
    (alias Terra Nigra-achtig, Blauw-Grijs, Kustaardewerk, Rupeliaans, Waaslands)

Literatuur Belgische waar
- Deru, X., 1996: La céramique belge dans le Nord de la Gaule: Caractérisation, chronologie, phénomènes culturels et économiques, Louvain-la-Neuve (Publications de l'Art et d'Archéologie de l'Université Catholique de Louvain, 89).
- Holwerda, J.H., 1941: De Belgische waar in Nijmegen, z.p.l. (Beschrijving van de verzameling van het museum G.M. Kam te Nijmegen).



a.) Terra Nigra
Nog te schrijven


b.) Terra Rubra

Algemeen
Terra rubra is een terra sigillata imitatie. Het is flink zeldzaam.



c.) 'Gebronsd' aardewerk

Algemeen
    Gebronsd aardewerk is te herkennen aan de goudglimmertjes van Mica, die, kennelijk als imitatie voor brons, op het aardewerk zijn aangebracht. Dikwijls zijn deze door het verblijf in de grond of de grondige activiteiten van de schervenwasser (een reden om de schervenwassers een spoedcursus Romeins aardewerk te geven!), gedeeltelijk of geheel verdwenen. Onder de rand zijn vaak nog wel glimmertjes over, omdat men daar minder gemakkelijk bij kan.
    Gebronsd aardewerk wordt tot de Belgische waar gerekend, omdat de stempels die er soms op voorkomen, dezelfde zijn als van producenten van Belgische waar.

Baksel
Gebronsd aardewerk is steeds te herkennen aan het baksel: zachtgebakken, lichtbruine aarde.
(volgens Stuart komt ook een dun, bros baksel voor)

Versieringen
Gearceerd komt voor.
Opvallend zijn ook de bekertjes met verticale rijen van noppen, die van binnenuit in de wand zijn uitgedrukt met een vormpje. Ook grote schijven en spitse, uitgedrukte bulten komen voor.

Vormen
Zie o.a. Stuart, Hatert etc.

Datering
Stuart zegt eerst dat 'Gebronsd aardewerk in gebruik is geweest van Midden I tot eind II", maar zegt later in zijn correcties, dat dit niet zo is. Het komt reeds ten tijde van Augustus voor, o.a. te Oberaden en te Haltern.
 
(plaatje)
(plaatje)
1. Typen van gebrond aardewerk naar Stuart, gewoon aardewerk, 1977 2. Enkele typen gebronsd aardewerk naar Haalebos, Hatert, 1990

Literatuur



d.) Kurkurnen

Kurkurnen zijn potten met naar binnen gebogen rand en een typerend oppervlak, dat vanwege de vele kleine gaatjes met kurk wordt geassocieerd. Kurkurnen dienden om exclusieve kwetsbare producten als makrelen uit Spanje of gevogelte uit de Ardennen over lange afstanden te vervoeren. Wellicht is de specifieke oppervlaktestructuur restant van een chemisch proces waardoor de potten beter conserveerden. De pot werd afgesloten met een deksel en met hars waterdicht gemaakt. Echte kurkurnen zijn handgevormd, maar later werden ze ook op de draaischijf gemaakt.



e.) Scheldevallei aardewerk
 

Algemeen

Naam
Voor dit type aardewerk is een groot aantal namen in omloop, te weten: Scheldvallei aardewerk, Terra Nigra-achtig, Blauw-Grijs, Rupeliaans, Waaslands, Kustaardewerk. Allemaal hebben wel iets voor en tegen. Holwerda noemt het Terra Nigra-achtig, omdat het wel op Terra Nigra lijkt. Het aardewerk is echter wel heel anders dan Belgische waar en daarom lijkt een eigen naam gerechtvaardigd. De term kustaardewerk is al in gebruik bij prehistorisch aardewerk, en daarom af te raden. Blauw-Grijs gaat voorbij aan het oranje baksel. In deze tekst gebruik ik Scheldevallei aardewerk, omdat het daar geproduceerd is.
Herkomst
Scheldevallei aardewerk is waarschijnlijk geproduceerd in het West-Vlaamse Scheldegebied.
Verspreiding
Hatert 1990 zegt hierover: "De verspreiding is beperkt gebleven tot onze streken en het gebied van de Schelde in België, waar dit aardewerk volgens sommigen zou zijn gefabriceerd. In Zeeuws-Vlaaderen is het, vreemd genoeg, zeldzaam en het ontbreekt in het Belgische kustgebied. Slechts zelden komen stukken voor in het Rheinland ten zuiden van Xanten."
Opmerkingen
Over Scheldevallei aardewerk is zeer weinig bekend, terwijl het toch in zeer groten getale in Nederland wordt gevonden, zowel in militaire, als in niet militaire context. Misschien vindt iemand ooit nog eens de tijd om er een boek over te schrijven??

Baksel
Het baksel valt op door zijn ruwige zandige structuur. Typerend is vaak een verschil tussen de kern en de deklaag. Scheldevallei aardewerk komt voor in een blauw/grijs, en in oranje/rood baksel. Bij deze laatste groep (meest amforen) komt ook soms een witte deklaag voor.

Vormen
Binnen het grijze aardewerk wordt het merendeel ingenomen door twee vormen: de voorraadpotten met rondomgeslagen rand Arentsburg 140-142 en de kleinere variant Arentsburg 130-136. In het rode aardewerk vallen vooral de Scheldevallei-amforen op. Deze amforen met twee handvaten komen in allerlei gedaante voor, bijv. met ribbels op de buik, of ook met een witte deklaag. In allebei de kleuren komen echter ook alle mogelijke andere vormen voor, zoals bijv. wrijfschalen, borden, kookpotten, 'geverniste' bekers, potten 'Niederbieber 89' met dekselgeul etc. etc. Soms vindt men op de rand van de voorraadpotten getallen geschilderd. Waar deze precies betrekking op hebben is niet helemaal duidelijk. (of alleen in België?)

Datering
Vroeger ging men ervan uit dat Scheldevallei aardewerk in omloop kwam in het eind van de 2e eeuw. Dit was gebaseerd op dat het in Zwammerdam wel in periode III en niet in periode II gevonden is. Van der Werf (~van der Werf, 1997) beweert echter dat kustaardewerk al rond 100 in omloop gekomen is. Hij baseert dit op vondsten in Valkenburg. Of we echter van een zo vroege datering uit moeten gaan, is de vraag.
 

(plaatje)
(plaatje)
(plaatje)
1. De Blauw-Grijze, groffe, ruwe, zanderige voorraadpot met omgeslagen rand Arentsburg 140-142 2. Het kleine neefje van 1: Arentsburg 130-136 3. Scheldevallei amfoor

Literatuur
- Brouwer, M., 1986: Het "Romeinse" aardewerk in het Maasmondgebied, in M.C. van Trierum & H.E. Henkes (ed.), Rotterdam Papers, V: A Contribution to Prehistoric, Roman and Medieval Archaeology, Rotterdam
(Rotterdam Papers, 5), 77-90.
- Holwerda, J.H., 1923: Arentsburg: Een Romeinsch militair vlootstation bij Voorburg, Leiden.
- Werf, J.H. van der, H. Thoen & R.M. van Dierendonck, 1997: Scheldevallei-amforen: belgisch bier voor Bataven en Cananefaten? Westerheem 46, 6, 2-12.


 
>  Gladwandig Wit <

Algemeen
Dit gladde en witte aardewerk bestaat voornamelijk uit kruiken en kruikamforen. (Een kruik heeft één handvat, een kruikamfoor twee)

Baksel
Gladwandig aardewerk is gemaakt van pijpaarde, een geel-wit bakkende klei, vrij zacht, met weinig zand gemagerd en derhalve glad. Het baksel bevat nogal wat insluitsels (rood, bruin). De kleur kan nogal verschillen: in de vroege keizertijd was het echt wit & glad, maar daarna kan echt vanalles voorkomen: wit, geel, bruin of rozig. Soms komt een witte engobe (deklaag) voor. De kern van het aardewerk is dan rood of bruin. Dit was om de kruik toch wit te laten lijken, terwijl de klei niet witbakkend was. Grote stukken gladwandig zijn vaak wat ruwer van structuur.

Vormen
Het meest voorkomend zijn:
- Kruiken (één oor)
- Kruikamforen (twee oren)
Verder vinden we nog:
- Zogenaamde 'honingpotten', potten met twee kleine oortjes
- Rookschaaltjes, die waarschijnlijk gediend hebben om wierrook in te branden bij rituele plachtigheden.
Een heel enkele keer komt men nog andere vormen in gladwandig aardewerk tegen.

Datering
Gladwandig aardewerk is redelijk te dateren. Bij kruiken en kruikamforen kan men aan de hand van de lip, het oor en de vorm een globale datering geven.

Literatuur
- Katrin Roth-Rubi, Untersuchungen an den krüchen von Avenches, Augst/Kaiseraugst 1979.


 
>  Nijmeegs-Holdeurns <

Algemeen
Nijmeegs-Holdeurns aardewerk is geproduceerd op het landgoed 'de Holdeurn' te Berg en dal (bij Nijmegen) en in de canabae (kampdorp) van de legerplaats op de Hunerberg in Nijmegen. Het werd geproduceerd door en voor de legioenen. De verspreiding is dan ook klein. Nijmeegs-Holdeurns Aardewerk valt op door de karakteristieke oranje kleur. Het komt voor in twee baksels: een ruw en een zeer fijn baksel. Imitatie van luxe glas- of bronsvormen komt hierbij veel voor.

Literatuur
- J.H. Holwerda, Het in de pottenbakkerij van de Holdeurn gefabriceerde aardewerk uit de Nijmeegse grafvelden,  Leiden 1944

 
> Ruwwandig <

Algemeen
Ruwwandig aardewerk is te herkennen aan, de naam zegt het al, de ruwe structuur.

Baksel
Ruwwandig aardewerk is gemagerd (bijgemengd) met een grote hoeveelheid zand, waardoor de kenmerkende ruwe structuur ontstaat. Dit had ook een doel. Deze soort aardewerk is 'thermoshock resistant', wat betekent dat het aardewerk door de grote hoeveelheid magering een beetje kan uitzetten en krimpen. Ruwwandige kookpotten zijn dus bestand tegen in het vuur staan en temperatuurovergangen. De kleur varieert van bijna-zwart (1e eeuws) tot wittig (2e eeuws), maar dit kan slechts een algemene richtlijn zijn.

Versieringen
Versieringen komen bij ruwwandig aardewerk niet zo vaak voor, het was immers gewoon gebruiksaardewerk. Heel af en toe komen voor: Barbotineversiering, geschilderde cirkels van een kleipapje, en natuurlijk de zogenaamde 'gezichtspotten', waarop in ruwe klei een gezicht gemaakt is. Deze potten dienden waarschijnlijk een rituele functie.

Vormen
In ruwwandig aardewerk komen voornamelijk kookpotten, borden en kruiken. voor. Ook kom je wel eens kannen en deksels tegen..

Kookpotten:
Stuart 201A        (=Brunsting 1a)
Stuart 201B        (=Brunsting 1b; Niederbieber 87)
Stuart 201C        (=Brunsting 1c)
Stuart 202           (=Brunsting 2)
Stuart 203           (= Brunsting 3; Niederbieber 89)
Stuart 204           (=Ritterling 85
Brunsting 4b        (=Niederbieber 90)
Stuart 213A        (=Brunsting 12a; Ritterling 89)
    Kookpotten met oor en geprofileerde rand.
Stuart 213B

Kommen:

Stuart 210
Stuart 211

Borden en bakjes:
Stuart 215
Stuart 216
Stuart 217
Stuart 218
Niederbieber 112

Kruiken:
Stuart 214

Kannen:
Niederbieber 96
    Kannen met platte, brede horizontale rand.
Brunsting 15         (= Niederbieber 97)
    Kannen met slanke schouder en ingeknepen tuit.
Niederbieber 98
    Kannen met geribbelde rand en ingeknepen tuit.

Deksels:
Er zijn twee soorten ruwwandige deksels:
- Niederbieber 120A (=Stuart 219)
- (komt minder vaak voor) Niederbieber 120B

Overige vormen:

Links
Atlas of Roman pottery (Coarse wares)


 
>  Wrijfschalen <

Algemeen
Het Latijnse woord voor wrijfschaal is mortarium. Wrijfschalen zijn goed te herkennen, omdat ze op de bodem allemaal kleine steentjes hebben. Wrijfschalen werden gebruikt om dingen fijn te malen. Hierbij moet men niet aan graan denken, maar meer aan sausjes en kruidenpapjes (Zie bij de Romeinse kookboekauteur Apicius). Wrijfschalen zijn typisch Romeins. In onze streken is het voorkomen van deze schalen een teken van Romaniseringen de de daarbij horende veranderende eetgewoonten.

Baksel
Het baksel is meestal nogal grof en ruw, maar wrijfschalen komen ook voor in gladwandig, Nijmeegs-Holdeurns, en Kustaardewerk. De steentjes (kwartsgruis) kunnen soms nog in het baksel verborgen zitten, als de schaal nog niet gebruikt is. Vaak echter zijn de steentjes door gebruik duidelijk zichtbaar of zelfs erg afgesleten. Op de rand van wrijfschalen kunnen stempels voorkomen. De productie kwam op vele plaatsen voor.


(Principal mortarium production sites in Britain
and sources of mortaria imported into Britain.)

Vormen
Er zijn twee soorten wrijfschalen:

- Met horizontale rand
    Stuart 149

Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen A en B. A: met een echte tuit,die buiten de rand uitsteekt. B: met alleen een quasi-giettuit, gevormd doordat de boven op de rand lopende ribbel tot een opening uitgebogen is. Volgens Brunsting 'schijnt in het algemeen die met afzonderlijke uitgiettuit de oudste vorm te zijn.' De term "met rond omgeslagen" rand die Stuart gebruikt is volgens Haalebos onjuist, omdat 'de rand over het algemeen geen geheel vormt met de schaal, maar afzonderlijk is vervaardigd. In de aanvankelijke rand van de schaal zijn vaak met een mes inkepingen gemaakt om de aanhechting van de kraag te vergemakkelijken' (Hatert, voetnoot 302). De profielen van deze vorm verschillen sterk; een datering valt eigenlijk niet te geven omdat deze wrijfschalen steeds in gebruik zijn gebleven.

- Met verticale rand
    Augusteïsch: Stuart 148
    2e eeuws: Brunsting 37

Brunsting zegt dat tijdens Augustus de 148 de enige vorm was, maar dat die tijdens de regering van Tiberius (14-37 n.Chr.) verdrongen werd door de 149. In de loop van de tweede eeuw komt er echter een (nieuw) type met verticale rand op, de Brunsting 37b. Hier steekt de verticale rand nu ook naar beneden uit. Ook zijn de Augusteïsche wrijfschalen meestal van zachter materiaal vervaardigd. De brunsting 37 komt op in de loop van de 2e eeuw en lijkt het oudere type Stuart 149 te verdringen. Volgens Brunsting 'houdt dit type tot in de 4e eeuw, hoewel in afwijkende vorm, stand' als Alzei type 31. Opvallend is dat Brunsting 37 typisch schijnt te zijn voor Germania Inferior.
 
(plaatje)
(plaatje)
1. Stuart 149, wrijfschaal met horizontale rand 2. Brunsting 37, tweede eeuwse wijfschaaal met verrticale rand

Ook in Terra Sigillata zijn wrijfschalen gemaakt. Deze horen eigenlijk onder TS, maar hieronder toch maar een overzicht van de TS-wrijfschalen.

Links
Atlas of Roman pottery: Mortaria


 
>  Amforen en Dolia <
(Dressel 20)

Algemeen
Er zijn twee soorten amforen:

1.) De grote amforen hebben onderaan een knobbel en kunnen dus niet staan. Men kon ze wel neerzetten/leggen, ophangen of ingraven.
2.) Er is ook een groep amforen met een standring. Deze noemen wij 'middelgrote amforen'.

* Grote amforen:

Deze amforen waren bedoeld voor transport. De amforen dienden als verpakkingsmiddel voor verscheidene producten: wijn, olijfolie, graan, vissaus, olijven en zelfs klei behoorden tot de mogelijkheden. Let op stempels en inscripties op amforen. Houd er ook rekening mee dat amforen ook nog vaak een tweede leven hadden.

Er zijn globaal twee vormen grote amforen
- Amforen voor wijn (puntig)
- Amforen voor olijfolie (rond)

 
 
 
 

Amfoor voor olijfolie
Amfoor voor wijn

* middelgrote amforen:
Middelgrote amforen zijn iets kleiner dan grote amforen. Zij hebben geen punt aan het einde, maar een standring en kunnen dus staan. Grote amforen kunnen alleen maar liggen of in een houder gezet worden. Middelgrote amforen worden daarom in het Duits wel 'Standamforen' genoemd.
 
Middelgrote amfoor

* Dolia:
Dolia zijn enorm grote voorraadpotten. Zij hebben een naar binnen gebogen rand en een dikke wand met een grijze kern en lichtere buitenkant. Dolia werden ingegraven tot in de grond. Op de rand zijn vaak nog resten van pek of hars te zien, waarmee de bovenkant kennelijk werd afgedicht. Behalve hele grote dolia bestaan er ook kleine, gladwandige 'doliaatjes'. Deze zullen wel niet ingegraven zijn geweest.
 
Een Dolium

Links
Roman Amphoras in Britain (Paul Tyers)
Amphora Types According to Dressel
l'Archéologie sous-marine à l'étude du commerce romain, Françoise Mayet
The Amphoras project
Excavaciones españolas en el Monte Testaccio, Roma
Amphoras from the Yassi Ada Byzantine shipwreck, INA
Una aproximació a la història de la investigació sobre les àmfores oleàries bètiques Dressel 20 i Dressel 23, Pere Isquierdo i Tugas
Corpus informático del Instrumentum Domesticum
Exposición  el monte de las ánforas (Monte Testaccio (Roma))
Ceipac Research Group at the University of Barcelona
    The amphora circulation in the Tarraconense
    downloadable papers on a variety of subjects, including aspects of amphora studies


 
>  Inheems-Romeins <

Algemeen
Romeins-inheems aardewerk is aardewerk van zeer locale bevolking. Het is in tegenstelling tot Romeins aardewerk niet op een draaischijf gemaakt, maar met de hand gevormd. De kleur is grijs, het baksel is meetsal met kaf gemagerd en voelt 'melig' aan.

Baksel
Globaal zijn drie soorten te onderscheiden:
- Magering met kaf
- Andere magering
- Zoutpotten

Deze zoutpotten zijn cilindrisch, ca. 30 cm hoog, met een platte bodem. Het baksel is grof, bros en zacht, met opmerkelijke kleurvariaties. Zelden worden hele potten gevonden. (Stukgeslagen om zout eruit te krijgen?) De rand schijnt gegolft te zijn geweest. Het werd waarschijnlijk aan de kust gebruikt om zout uit te dampen en daarna te vervoeren.


 
   Hout,  Metaal en Glas <

Algemeen
We moeten niet vergeten dat we een deel van het tafelgerei nooit (zelden) terugvinden. Borden van hout bijvoorbeeld vergaan in de grond. En het merendeel van het metaal is natuurlijk later hergebruikt. Toch waren de meeste drinkbekers van brons, of, iets wat je helemaal zelden terugvindt, van zilver of goud. In Nederland is bij Stevensweert een mooie zilveren beker opgegraven die te bezichtigen is in museum het Valkhof, Nijmegen. Qua zilver is verder de in Duitsland gevonden 'Zilverschat van Hildesheim' erg beroemd. Gouden voorwerpen zijn helemaal op de vingers van één hand te tellen. Voor zoever ik weet is er in Nederlnad geen gouden vaatwerk gevonden.

We zien dat bij de produktie van aardewerk de duurdere voorbeelden geimiteerd werden. Bij Nijmeegs-Holdeurns aardewerk is dit goed te zien: sommige vormen zien er precies zo uit als duurder aardewerk van metaal of glas. (In Museum het Valkhof, Nijmegen is ter illustratie hiervan een vitrine ingericht.) Ook glas was erg in de mode. Luxe glas was gretig in trek. Een voorbeeld hiervan zijn de exquise druiventrosflesjes uit Heerlen.

Links
Roman Glass



Pieter van Hilten © 2003
--home--